Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [13]Wie is zij, die daar opklimt uit [14]de woestijn, en [15]liefelijk leunt op haar Liefste? [16]Onder den appelboom [17]heb ik u opgewekt, [18]daar heeft u [19]uw moeder [20]met smart voortgebracht, daar heeft zij [u] met smart voortgebracht, [die] u gebaard heeft. 13. Dit zijn de woorden van den Bruidegom, zich verwonderende over den opgang van een nieuwe gemeente, in ene plaats waar tevoren gene verzameling der gelovigen geweest was. Of, indien dit zijn de woorden van de oude kerk der gelovigen, gelijk sommigen menen, zo is het ene verwondering van de dochters van Jeruzalem over den aanwas, het sterk onwankelbaar geloof en geduld dezer gemeente, zich leunende, steunende, alleenlijk verlatende op de genadige bescherming van haren Bruidegom. Vergelijk hfdst.3 vs.6. 14. Men kan hier door de woestijn verstaan de volken dezer wereld, uit welke het volk Gods is verkoren en geroepen; Joh.15:19. 15. Anders: zich voegende, of vergezellende tot haren liefste. Het Hebreeuwse woord, dat in den tekst staat, wordt nergens meer gevonden dan hier alleen. Hier wordt te kennen gegeven de zwakheid, die de Bruid bij zichzelve gevoelt, hare sterkte bestaande in Christus haren Bruidegom, aan wien zij met het geloof leunende, versterkt wordt in alle vrees, twijfelmoedigheid, verzoekingen en gevaarlijkheden, als zijnde, door de vereniging met Hem, zijne genaden en weldaden deelachtig gemaakt, want wie den Heere aanhangt, die is een geest met Hem, 1 Kor.6:17, die hem volmaakt, bevestigt, sterkt en fondeert; 1 Petr.5:10. 16. Versta hier bij den appelboom den boom der genade, welks schaduw en vruchten de Bruid aangenaam en vermakelijk zijn. 17. Dit zijn de woorden der Bruid tot haren Bruidegom, dien zij als uit den slaap opwekt door haar ijverig gebed; gelijk Ps.44:24, en Ps.68:2, en Ps.78:65. 18. Te weten onder dien appelboom. 19. Of aldus: Daar is uwe moeder van u in arbeid geweest, daar is zij in arbeid geweest, die u gebaard heeft; uwe moeder, dat is de eerste kerk, of verzameling der gelovigen, in welke Christus, bij manier van spreken, geboren is, door het prediken, belijden en het ten uitvoer brengen van zijn Woord, ook door het lijden voor hetzelve. 20. Christus in de wereld voort te brengen door de predikatie van het Evangelie, wordt ons hier afgebeeld door de gelijkenis van ene vrouw, zijnde barenssmart; gelijk Gal.4:19; Openb.12:2. Gelijk het kinderbaren geschiedt met vele pijnen en zwarigheid, alzo gaat het ook toe als men Christus in de harten en gemoederen der mensen brengende is, opdat zij in Hem geloven. Dit geschiedt niet dan met veel arbeid, zorg en zwarigheid. Zie 2 Kor.4:8 tot 2 Kor.4:11, en 2 Kor.6:4,5.